Gemeente Oud Vossemeer (en Vrijbergen). TJitg. van Hugo
Suringar 1865. Groot 2433 bunders. Inwoners 1700.
Schaal van 1. : 50000.
Hierop aangeteekend de Torenhoef, de Bagijnhoef, Hoogkamer, Couwenherg,
Speelhuis , Karnemelkspot, Kleine Puit enz.
De heerlijkheid Vossemeer bestaat uit de gemeenten Oud en Nieuw Vossemeer
waarvan de laatste in de provincie Noord-Brabant ligt.
De gemeente Oud Vossemeer bevat de volgende polders: Oud Vossemeer, Ker-
kepolder (1410), Leguitpolder (1433), Oud Kijkuitpolder (1433), Hikkepolder
(1546), Slabbecoorne (1555), Vogelzang, van ouds bet gorseken de Vogelenzang ,
(1567). Onder de heerlijkheid Vrijberghc: Oost Yrijbcrghe (1634), West Vrij-
berglie (1669) en Nieuw Vrijberghe (1747) , en hier aan grenzende de Hollare-
polder (1843) en de van Haaftenpolder (1852).
Ouder de gemeente Nieuw Vossemeer de polders Nieuw Vosmeer (1414) ,
Schuddebeurs- (1516), Mattenburg (1528), Boerengors (1630), Heerenpolder
(1630), de Honderd gemeten (1667), Eendrachtpolder (1667).
Ten noorden van Tholen, aan de eene zijde begrensd door de Zeeuwsehe schor¬
ren , lag, in overoude tijden, eene uitgestrekte ondiepe waterplas, als het Vos¬
semeer bekend, (Dkesseli-iuis , a. w., bl. 137). Meer en meer aanslikkende,
werd dit water later de Vriezendijksche moeren genoemd, die, naar Ermerins
meent, ter plaatse lagen, waar de Quarenvliet in de Striene viel en deze zich
met de Greveiinge en Vosvliet vereenigde, terwijl de Bole-ee, waarnaar vermoe¬
delijk de Bockelenbergsche schorren genoemd worden, er de westelijkste grens
van uitmaakte, (Ermerins , a. w., dl. V , bl. 13).
Aan die Bolc-ee herinnert ook het geslacht vak Bolckelerwater of van
Boekelerwater , waartoe behoorde Adriaan van Boekelehwater , schout en
dijkgraaf van de Willemstad, Fijnaart enz., wieus dochter Geertkuida huwde
met mr. Adriaan van Strijen (154.7—1604), waaruit Quirijn van Strijen
(1575—1636), een der iudijkers van den polder van Orisant, [Geneal. van
Strijen bij Kok).
In 1264 bevestigde Otto van Gelder, als voogd van Holland, den ridder
Hendrik Buffel in het bezit zijner goederen te Vriezendijk (van den Bergh ,
Oorkondenboek, dl. II, bl. 113), en in 1271 deed graaf Floris V zulks van
de gronden aldaar, van welke twee derde (1/3 behoorde aan de heeren van
Breda) door graaf Willem I in leen waren gegeven aan Allakd Margrieten
zoon van Duvenee , met omschrijving der grenzen bovengenoemd. In 1290
gaf graaf Floris de weiden van Vriezendijk en het gors in Vriezendijk, Hoo-
gemeet en Boedelkeburg aan den ridder Henric Buffel Henkicsz. Er blijkt
echter niet van bedijkingen tot dat, in November 1410, graaf Willem VI aan
Filips van Dorp c. s. eenige schorren (Oud Vossemeer) ter bedijking uitgeeft,
(4e Copdaatboek, f°. 542; Mieris, dl. IV, bl. 156), en vier jaren later de
andere gronden, thans Nieuw Vossemeer uitmakende, (Smallegange, a. w., bl.
747). Van Rksen beweert echter dat Oud Vossemeer reeds voor dien tijd in-
gepolderd was, (Ermerins, a. w., dl. V, bl. 6) en Reigersberg zegt (Box-
horn , dl. II, bl. 170), hoewel als in het voorbijgaan, dat zulks in 1390 door
Floris van Borsselic van St. Maartensdijk is geschied. Zooveel is zeker,
dat de zuster van den jongeren Floris van Borssele , getrouwd met Jan van
Botland , wiens dochter Claka huwde met Guy, bastaard van Blois , en met
haar broeder Jan en Pieter van Botland , de helft der heerlijke rechten had¬
den, (vgl. Ekmerins, a \v., dl. V, bl. 40). Volgens den genoemden schrijver,
bewijzen de dijken, welke den polder van Oud Vossemeer insluitcn, voor hoogen
ouderdom, daar vorm en aanleg getuigeu van weinig kennis en ervaring [Zeeuio-
sche oudheden, dl. VIII, bl, 9).
De niet scherp bepaalde grenzen dezer heerlijkheid gaven aanleiding, dat de
eigenaars nu en dan met die van naburige ambachten in botsing kwamen,
waaruit menig rechtsgeding ontstond. Met de stad Tholen had men weinig on-
eenigheid meer, nadat in Maart 1431 met den deken en ’t kapittel der colle¬
giale kerk eene verklaring w as bezegeld , hoe de limieten tnsschen Tholen en
Vossemeer oudtijds gelegen zijn geweest èn verder dienden te w:orden onder¬
houden. Met Vrijberghe , niet lang daarna ter bedijking uitgegeven, kreeg men
in 1561 verschil, toen de Thoolsche burgemeester Cornëlis Jansz. van Beugen,
als voogd over Marinus Jacobsz., voor de eene helft heer in Vrijberghe, eene
klacht indiende hij het Hof van Holland en Zeeland, welke oneenigheid echter
bij accoord uit den weg werd geruimd. In Juni 1711 kwam er weder eene
o 69
nadere schikking over dc afbakening der grenzen tot stand, en in 1753 over de
aanstelling van beambten in den nieuwen polder. Met den heer van Bergen op-
Zoom, vertegenwoordigd door zijn rentmeester-Jan van der Zandi- , kwamen
de ambachtsheeren van Vossemeer , die Ydo (Gtjido) Jacobsz. gemachtigd hadden ,
den 30 October 1429 overeen omtrent- de paalscheiding en limieten tnsschen
het land van Glimes en Kijkuit, welke grenzen, na de indijking, bij contracten
van Juli 1458 en Juni 1463 geregeld werden Meer twist had men hier over de
grensscheiding met de machtige hoeren van Steenbergen , nit het huis van N assat; ,
die, kort na de indijking begonnen, tot 1513 voortduurde, toen de scheiding s
waarover het Hof te Mechelen in September 1531 uitspraak had gedaan, door
wederzijdsche gecommitteerden werd geregeld. In Augustus 1526 en 1531 moest
men weder overeenkomen over de aanwassen ten westen en zuidwesten van den
polder van Heije, genaamd Matteuburg en de Plaete, in Juni 1654 over het
bedijken der gorsen liggende buitendijks in het land van Steenberghe en Vosse¬
meer , oostwaarts van de Eendracht, noordwaarts van Mattenbnrg en Heije,
en in Augustus 1563 over het Heije gors. Bij sententie van burggraaf
en leenmannen der grafelijkheid van .Zeeland, werden in 1571 de polders Mat¬
tenburg en Sehnddebeurs sekotbaar verklaard als wezen de grond en aarde van
Zeeland, (4e Copulaatboek, f°. 581). Ook bij de paalscheiding tusschen Bra¬
bant en Zeeland (4e Coputaalboelc, f°. 559) worden deze streken besproken en
de oude toestand verklaard. Sedert 1814 was er weder verschil gerezen over
de grenzen , waarover door eene commissie uit de staten van Zeeland een be¬
langrijk verslag werd nitgebracht (Juni 1870). Bij de wet van 2 November
1871 werd eindelijk deze zaak geregeld.
Zooals uit de opgaaf der ingedijkte polders blijkt, nam de heerlijkheid steeds
in grootte toe. Het aangewonnen land werd echter niet zonder moeite behouden.
De bekende vloed van 19 November (St. Elisabeth) 1421 veroorzaakte hier
veel schade, in 1530 liepen al de polders in, waarvan er een, de O. L. Vrou¬
wenpolder geheeten, niet voor 1531 kon worden herdijkt. In het volgende
jaar liep hij weder in , en in 1536 kon men pas eene beraming maken der be-
verssching „ beginnende aan dc mccstove en eindigende aan de broeck bewesten
St. Anthoniscapelleken.” De Hikkepoldcr werd, volgens eene aanteekening in
de collectie Vekheije van Citters in het provinciaal archief, in 1546 voor
2000 £ bedijkt, en niet in 1561, gelijk elders o. a. Atlas van Zeeland opge-
geven wordt, In 1570 schijnt hij mot den Karnemelkspolder, Leguit, Oud
Kijkuit en Slabbeeoorde polder weder ingeloopeu te zijn , waarop de herdijking
het geheele inkomen der heerlijkheid verslond. Den 26 Januari brak de Hik-
kenpolder door en overstroomden ook de Kerkepolder, Slabbecoordepolder, Oud
Kijkuit, Leguit en de Vogelenzang. Nieuw Vossemeer liep mede in, als ook
de Heene- en Hecrepolders. Weinig heter kwam dit ambacht er af hij den
vloed van 3 Maart 1715, toen de Heerenpolderdijk doorbrak, de Eendrachts-
polder, Oud Kijkuit, Leguit alsmede Oud Vossemeer overstroomden: ook in
1808 en 1825 leed men hier schade.
Zdandia illusfctatrt. -H.
'Zlh
Deze streken lagen in oorlogstijd voor den aanval der vijanden bloot en onder¬
vonden meer dan eens de gevolgen, soms moesten dan polders aan het water
worden prijs gegeven, zooals Nieuw Yossemeer in 1583. Vijf jaren later be¬
proefden de Spanjaarden onder de Montigny en den graaf vak Mansfeld de
Eendracht te doorwaden , waarschijnlijk omtrent Botshoofd, een gehucht in den
Oud Kijkuit en bij den I.eguitpolder, waar de beste overgang naar Steenbergen
is. Zij werden echter door de Staatschen onder graaf Everakd van Solms
zoo moedig ontvangen, dat zij met een aanmerkelijk verlies moesten wijken.
Zulks gaf aanleiding tot de stichting der schansen Zeeland en Oranje, waarvan
men de overblijfselen in den Eendraehtpolder vindt. Bij volgende oorlogen was
men hier steeds waakzaam, de aanslagen van 1594 en 1597 mislukten, in 1672
werden bij Botshoofd de veerdammen doorgestoken en de pont weggenomen.
Nieuw Vossemeer, moeijelijk te beschermen , had meermalen veel van baldadig
krijgsvolk te lijden.
De heerlijkheid Vossemeer behoorde , gelijk hier voren gezegd is , reeds van
de indijking af aan onderscheidene eigenaars. In het charter van 1410 worden
opgegeven ’s graven thesaurier Eilips van Dokp , (Mieris, dl. IV, b). 147)
Jan en Guy bastaarden van Blois , Helmich van Doiune of van Doornik,
(reeds hiervoren onder Zonuemaire genoemd en wiens geneal. door Fekwerda
medegedeeld wordt), Pieteh van Kotland en Lavrins d’Amman , ridderen,
ieder voor een zesde deel. In het handvest van 1414 komen voor Jan bastaard
van Blois , Geruit van Zijl (raad en kamerling van hertog Eilips van Bour-
gondië , overl. 1453, Getieal. in van Leeuwen), Helmich van Doornik,
Piet er van Boti.and , Jan Heerman (raad van hertog Willem van Beijeren
a°. 1409 , Geneal. bij van Leeuwen) en Lauhens van Overvest. Daar die aan-
deelen spoedig gesplitst werden , nam het aantal gerechtigden zoo toe, dat het
te veel plaats zon innemen om hier al de overgangen mede te deelen, zoo als zij in
de registers der onsterfelijke leeuen (Prov. archief) tot aan het jaar 1797 staan
aangeteekend, hoewel zulks voorgenealogise.be bijzonderheden van menig geslacht
niet geheel onvruchtbaar zou w'ezen. In de zestiende eeuw was de heerlijkheid
reeds in veler handen, en op de oudste steenrol worden als eigenaars en van
de tienden aldaar o. a. vermeld: 1°. De markies van Bergen (op Zoom) voor
een zeer aanmerkelijk deel, echter, a°. 1561 , bezwaard met een hypotheek ten
bate van jhr. Fkrdinand van Dilst, die in 1604 op zijne dochter kwam, en
verder op jhr. F. Sandelin van Herenthout ; 2°. Simon Antheunisse , “verleid
in 1516, welk deel door de familiën van Dalem en Valiant door Jacomina
Verver gebracht werd op haar man Chkistiaan Thibaut (overl. 1608); 3°. Jan
Arnouds (1563) gekomen op zijn schoonzoon Pieter van Beaumont ; 4°. Xode-
wijk van Blois van Treslong , in 1515 verleid op Boudewijn , Johan en Louis
de Blois en a°. 1579 door laatstgenoemden op Gregorio del Plano en Gillis
van Wolfswinkel. Door het huwelijk van Anna van Wolfswinkel , die als
weduwe van Hubrecht van Wissekerke trouwde met Ci.aas van Boschhuijsen ,
kwam dit aandeel in die familie; 5°. Pieter Blocx (1526) door jonkvrouw
Elisabkth Blocq op Ewoun Ewouns (yam Duiveland ? a®. 1562): 6°. Gillis
van Borrb waaruit Petronella , getrouwd met den bekenden Francois van Aars-
sens, (Kok, Vaderl woordenboek in v., bl. 84); 7°. Catharina van Botlakd
(1524) op Jan van der Vigt; 8° Pieter Lodewijk van Dalem, 1519, ver¬
volgens op zijn bloedverwant Roelof van Arkel, zoon van Jan van Ahkel,
a°. 1595 en 1636, gelegitimeerde zoon van Walraven van Arkel, (Geneal. bij
van Leeuwen, bl. 851), welke Roelof baljuw van Gorinchem was en in tweede
huwelijk getrouwd met Anna van Steeland , op wiens naam het aandeel in
Vossemeer daarna stond; 9°. Helmich van Doornik, in 1618 op Jan van
Doornik, in 1641 op Johanna van Doornik (dochter van Helmich van
Doornik en Geertruida van Hiukklom), echtgenoote van Alex. Emanuel
van Renesse, in 1666 op Helmich van Renfsse, heer van Eerde (overl.
1674); 10°. Willem Adriaans van Duiveland, daarna op Johanna van
Dijiveland, vervolgens op haar zoon Cornelis van der .Nath , in 1649 op
zijn zoon Adriaan van der Nath (zie hiervoren bl 275); 11°. Pieter Ido
(Guido), 1517 op Anthonis zijne dochter, de helft in 1563 op Kabel Pels;
12°. Jacomina Pels (1520) gekregen van haar broeder Lieven Pels en over¬
gegaan op haar zoon Jan Pi et mi , stadhouder van de leenen te Mechelen:
13°. Jan van Renesse van Elderen , gekregen van Griëtk Jan Soeten-
dochter a°. 1552, (zie Geneal. van Leeuwen, bl. 1066); 14°. Lodewijk van
Vaernkwijck (1526) , gekomen^ op den markies van Bergen a°. 1545 en in 1580
op Gillis van Wolfswinkel; 15® Claas Vierling (1517), gekomen a”. 1524
op Jan van Renesse van Malle, welke heerlijkheid hij van zijne moeder
Anna van Hamale had gekregen, zijn zoon Fredkkik noemde zich heer van
(in) Vossemeer, (van Leeuwen , Geneal); 16°. Gillis van Wisskkerkb , ge¬
kregen van Anna van Wolfswinkel zijne moeder, (zie hiervoren onder 4®.);
17°. Antonie Fransz. van Wissekerke, in 1510 op Francois en Antokie,
in 1562 op Hubkecht Antbonz. van Wissekerke.
Opmerkelijk is het, dat de bekende Jan de Knuijt zich heer van Vossemeer noemde
en het wapen als hartschild op het zijne voerde. Hoewel naar het schijnt, tot dien
titel niet gerechtigd , was hij in het bezit van een belangrijk deel der heerlijkheid. Een
zesde deel van Vossemeer was door erfenis gekomen op Gillis van Wissekerke,
heer van Couwerve , op wien het den 20 September 1618 verheven werd. Na
diens verraad en sneuvelen in September 1631 werd het door de staten, met
zijne andere goederen, verbeurd verklaard en verkocht, welke verkooping meer
dan f 185,000 opbracht. Van die aandeelen werd de Knuijt in 1633 door
koop eigenaar. In 1644 kwam deze ook nog in het bezit van het 1/48 deel
van Anna van Steeland, en in het volgende jaar weder van 1/48 uit Wisse-
Kkrke afkomstig, doch door Jacob van Berchem, Verus van Cats en Arend
van Cats (1638) gekomen op Pieter de Vroe. Na het overlijden van de
Knuijt in 1655 kwamen deze bezittingen aan de familie zijner echtgenoote Cata-
lina Huijssen, en wel meest aan Johan Huijssen, heer van Katteudijke.
Omstreeks het midden der vorige eeuw waren de hooge heerschappen van
Vossemeer: 1°. mr. J. H. Huijssen : 2°. Don M. J. H. P. dis Villkgas baron
tan Hovoksï en Pellenberg ; 3°. I\. graaf van Spangkn ; 4°. S. v.iN der
Stel: 5". mr. J. P. Reckstooï ; 6°. mr. J, W. van Roskveld ; 7°. mr. A.
J. H. Huussen van Kattendijke ; 8°. J. Iskbkee ; 9°. J. W. Ermeuins ,
L. baron van Spangen van Valeenisse en Herent , {Tegenwoordige staat,
bl. 516).
In 1848 kwam Vossemeer toe aan mr. A. M. Beciüs , A. Pické, jhr. W.
Versluijs , A. I. Snouck Hurguonje, erven van J. de Crank, te Middel-
burg, J. J. Slicher van Domburg, mr. H. J. baron van Doorn van West-
kappel , J. W. baron Huijssen van Katienduke , jhr. N. J. Steengracht
van Duivenvoorde, erven van mr. P. Büteux te ’s Gravenhage, erven Boom
te Tholen, dl’. F. Z. Eksierins te Groningen, erven gravin van Spangen te
Brussel, (van der Aa, Aardrijkskundig woordenboek).
Een brief, waarbij Gillis van Wissekerke in 1433 onbedijkte schorren ter
bedijking uitgeeft, wordt gezegd van wege de ambachtsbeereu van Vossemeer
met ’s lands zegel gezegeld te zijn. Het daarbij gebezigde wapen was: Gedeeld,
van boven acht ruiten en beneden een vos, meteen worst, toen onder het land¬
volk eene „ mare” geheeten, in den bek. Dat de kleuren, hoewel door Erme-
iüNS opgegeven , op eene dergelijke zegelafdruk niet veel zekerheid opleveren,
spreekt van zelve. Het tegenwoordige schild is het wapen , zooals het als hart-
schild gevoerd werd door .Johan de Knuijt.
De heerlijkheid Vrijberghe is nauw met Vossemeer verbonden, maakt daar¬
mede eene gemeente uit, en wordt cr door de Yosvliet, eene oude veiiande, in
1532 ingeloopen en in 1555 nog niet bedijkte, kreek van afgescheiden. Zij
bevat de polders Oost en West Vrijberghe, Hollare en van Iiaaftenpolder, bet
grootste deel van Nieuw Vrijberghenpolder en een gedeelte van den Hikkeupolder.
De naam. schijnt- afgeleid te zijn van eene veilige ligplaats voor de schepen.'
in de. wijde watervlakte benoorden Tholen. In dien plas slikten de gorzen aan,
die, naar de eigenaars Jau Huigeus Ilille (hoogte), Jan fiuichrokslaud en
’s Gravengors werden genoemd. Het octrooi van indijking was in Ermerins
tijd zoek, doch Lantsheer meldt (Zelandia ilinstr., dl. I, bl. 491) dat het
stak, waarvan een eopie in zijn bezit is, voorkomt in het leeuregister op’s rijks
archief. Het is van 4 Maart 1445 (st. c. 1444) , en door hertog Filips gege¬
ven aan Jan Ruicurok. en als medegerechtigde Antonie van Korst laar. In
het eerste aanwezige leenregister van Zeeland staat Vrijberghe ten name van den
ridder Cornelis Ckusink (Croesink.) voor het deel dat zijn vader Jacob
Croesink., rekenmeester in den Haag en tc Mechelen (1424—1493) had in de
gorzen Jan Huijgenshil en ’s gravengors, nu Vrijberghe. Deze Cornelis was
'heer van Benthuizen en Soetermeer, {Geneal. bij van Leeuwen , bl. 926).
Behalve de dochter Ei.is sBETH , overl. 1547 , getrouwd met Roelof van Dalem
of van Dongen, (zie Geneal. bij van Leeuwen, bl. 928 en 934). had Cok-
nelis Croesink waarschijnlijk nog eene dochter Cokkelia , gehuwd met Dayid
Dirbouts of de Bout. Uit dit huwelijk kwam voort Jacob Willemse de
Bokt, die, nadat hij in 15&0 het ambacht voor „een seer vile prise" gekocht
had, zich Vrijberg Hls noemde. In 1556 staat de heerlijkheid op naam van
Mari.nus Jacobse, in 1576 op Willem Jacobse, wiens zoon, verleid 1625,
voor het eerst in de steeurol mr. Jacob van Vrijberghe genoemd wordt. Het
geslacht Croeslnk. had hier nog meer betrekkingen dan de boven genoemde.
Een zoon van den in 1186 tot ridder geslagen Corneus was Frans Ckoe-
sfnk , in 1527 baljuw van Poortvliet, en ongehuwd overleden. Diens halve
broeder Jacob had tot echtgenoote Sandrina van Cruinuvgen, bastaarddochter
van Jan van ükuinungkn kn Heen vliet. Het deel van Jan Ruichrok (van
Bs Werve) staat op het Leenvegister ten name van zijn kleinzoon Jan van
Rkjmerswaal , wat echter niet uit de Genealogie in Smallegange, wienê werk
steeds met bedachtzaamheid gebezigd moet worden , op te maken is. Deze am-
bachtsportie kwam vervolgens op Iua van dic Werve (1539) , daarna op Jaspar
van Everdinge , die later schijnt getrouwd te zijn met Agneta van der Heij¬
den. In 1545 staat dat deel op Jennk van Halmale, in 1550 op CoknelïS
van Halmai.e, in 1556 op Corneus Bali'ens (Ekmerins zegt Bartelse) ,
in 1558 op Halten Jacobs, in 1560 op Jacob de Brammek , in 1565 op
Gijsbrecht van Ijkonrhokst , in 1577 op Corneus Jacobsz. de Brahmer ,
in 1600 op mr. Jan de Bkammer Jacobsz, overleden te Tholen 7 Juni 1617
oud 66 jaren (hiervoren dl. 1, bl. 48?). Later kwamen deze deden , met het -
vierde deel dat in het eerste register op naam van Pi eter Jansz. van Schen-
gen staat, aan verschillende eigenaars. In het midden der vorige eeuw be¬
hoorde Vrijberghe aan Jacob Vleugels, mr. Jan Jacob van Vhijberghe en
Maria Elisabeth de Beaufort. Van de eerste 2/3 werden eigenaars de
ambachtsheeren van Vossemeer: het overige derde ging van de erven van M. E.
de Beaufort over op mr. Da mul de Bruin te Tholen, waarna het mede aan
de hoeren van Vossemeer werd verkocht.
In den loop van twee eeuwen is deze heerlijkheid merkelijk veranderd. De
bedijking der drie gorzeu , die in 1511 weder overstroomden, werd in 1634 op
nieuw' ter hand genomen , toen de ambachtsheeren verzochten om hun geïnmin¬
deerden polder weder te mogen herstellen, waarna de Oost Vrijberghsche polder
aangewonnen werd. In 1657 werd een verzoek tot verdere bedijking ingezon¬
den, doch uitgesteld wegens „opgekomen swarc tijden.” Omstreeks 1669 schijnt
de West Vrijberghsche polder in gedij kt te wezen, en in 1741 werd de Nieuwe-
polder aangewonuen. De verlandiug ging hier steeds voort, waarom hij koninklijk
besluit van 18 Maart 1840 ambachtsheeren van Vossemeer en Vrijbergen ver¬
gunning kregen tot het indijken van een hoeveelheid schorren en aanwassen vóór
den Hikkepolder. De bedijking in 1812 werd door den heer Dirk Dkonkers te
Middelburg voor ƒ 119,000 aangeuomeu, en de nieuwe polder , groot 259 hectaren,
was in het volgende jaar gereed en werd naar den Zeeuwschen vlotvoogd Marinüs
Hollaer of Hollark genoemd. Een reeds in 1819 door de heeren van Vosse-
nïeer gelegde dam door het stormgat, zijnde het overgebleven vaarwater tusschen
de schorren der latere Hollaevepolder en het, Ramroegors, gaf tot een proces
aanleiding, beslist door een arrest van het Hof van Zeeland dd. December 1851 ,
waarbij de opruiming van den dam bevolen werd , (zie over den Hollaerpolder
mr. A. Mokns van Blois in jaarb. Zeeland voor 1847). In 1852 werd noord¬
waarts van den Hollarepolder de van Haaftenspolder ingedijkt.
Over het geslacht van Vrtjberghe is hiervoren , en vooral dl. I, bl. 490 ge¬
sproken. Tot de aldaar niet genoemde leden van dat geslacht behoort ook Jan
Francois van Vrijjbkrghb , luiteuaat-generaal der ruiterij, op den 28 September
1750 te Zierikzee overleden, en op wiens dood men een kreupelrijm vindt in de
Nederl. Jaerboelcen van dat jaar.
Eene kaart van Oud Vossemeer en Vrijberghe , waarop de limietscheiding tus-
schen *beide heerlijkheden, behoorde bij het advies der rekenkamer aan de staten
van Zeeland van 7 Mei 1750, en wordt in het provinciaal archief bewaard,
(van Visvliet, Inventaris, dl. I, n°. 113).
Oud Vossemeer van Buiten. W. Abrahams exc. 1784.
Uit Ermerins , Zeemosche oudheden, dl. VIII, bl. 70.
Oud Vossemeer van binnen te zien. A. Meertens Jr. ad vi-
vum del. M. Tessart sculpsit.
Uit Ermerins , a. w.
Oud Vossemeer.
Teekening in sepia, breed 24, hoog 17 c. M., voorstellende een gezicht op
de kerk. Uit Schoëmakeks, Beschrijving van Zeeland, litta. V. Naar de ge¬
drukte uitgave van E. van de Velde.
Grafzerk in de kerk te Oud Vossemeer.
Bovenaan het wapen van Likns. Opschrift: Hier legt begr. Adriaan Liens
in syn leven secretaris van Oud en Nieuw Vossemeer , is gest. 27 Oct. 1646.
Jet. 52.
Het huis Hoogkamer onder Oud Vossemeer.
Teekening in O. I. inkt, breed 26, hoog 17 c M., voorstellende een door
grachten omgeven kasteel, met een hoogen ronden wachttoren en kleine bol¬
werken. Uit A. Schoenmakers, Beschrijving v&n Zeeland, litt®. H. Schouw¬
burg , bl. 17.
Nieuw Vossemeer. A. Meertens Jr. ad vivum del. Z. Bras¬
ser sculps. Willem Abrahams exc.
Uit Ermerins , Zeemosche oudheden , dl. VIIT , bl.
Het dorp Oud Vossemeer ligt in den Kevkepolder niet ver van de Eendracht,
waar in den Vogelenzangpolder bij de pont over den Eendracht een gehucht ligt
als het Nieuwe veer bekend.
Kort 11a de indijking, en zeker reeds in 1452, was te Oud Vossemeer eene
kapel door Gillis van' Wissekerke gesticht, welke kapel later eene parochie¬
kerk werd aan Johannks den Doorer gewijd , eu ouder het kapittel van Tholen
behoorende. In 1566 werd dit gebouw door de beeldstormers geplunderd, en hij
een braud a°. 1576 vernield. De tegenwoordige kerk dagteekent uit het laatst
der zestiende eeuw. Het zilver bij den doop in gebruik werd ia 1765 gele¬
gateerd door Diomsrus Pieter Recxstoot (overl. 1761), een bloedverwant
van den raadpensionaris Johan Pieteii Recxstoot , (hiervoren dl. I, bl. 112),
die dit gewichtig ambt, meest door sluwheid schijnt gekregen te hebben en
over wieus loszinnig leven Pieter DE la R,ue in zijne nagelaten aauteekeningen
enkele bijzonderheden heeft opgeteekeud. Tusschen de Hikke- en Broekepolders,
omstreeks op de scheiding tusschen Vossemeer en Vrijberghe, heeft in vroegere
eeuwen op den dijk nog eene kapel gestaan , de St. Antoninskapel geheeten. Er-
merins vermoedt dat Antonius van Wissekerke , de vader van Gillis , die vóór
1452 zou hebben doen stichten. Nog lang daarna waren de grondslagen zichtbaar.
Het raadhuis te Oud Vossemeer is van . 1767, toen op den 11 Juli de eerste
steen gelegd werd, vier jaren later was het gereed. Het vroegere gebouw was
van 1595 en had het ia 1576 afgebraude ambachtshuis vervangen. Voor den
schoorsteen in de ruime achterkamer staat een schilderij door Jacob Xavery
vervaardigd, de gerechtigheid voorstelleude. Om de lijst zijn de wapenschilden
der toenmalige heerschappen afgebeeld.
Er was te Oud Vossemeer reeds voor 1525 een schutterij van den handboog ,
„de broeders van St. Bastiaan” die vele voorrechten verkreeg, en in 1616 ook
grond voor een schuttershof of doelen. In 1658 werden de oude gildebroeders
bedankt en een nieuw gilde opgericht, dat in de achwieude eeuw te niet ging.
In 1737 werden, bij resolutie der ambachtsheereu , de zilvereu sieraden te gelde
gemaakt, en van het bedrag een kroon ia de kerk gekocht. Een schilderij op
het raadhuis, St. Sebasti>an voorstelleude, heriuuert uag aan het oude gild.
Ermerins maakt ook gewag vau eene rederijkerskamer , waarvan echter verder
niets was op te sporen.
Een kunstig, uurwerk door den smid Cornelis Verkercke vervaardigd en
voor zijn gevel geplaatst, wordt door genoemden schrijver geprezen.
Op den 7 October 1576 werd het dorp door Staatsche krijgsbenden in brand
gestoken en schier geheel verwoest. In Juli 1781 werd het weder door een
hevigen braud zeer geteisterd.
In den Vossemeerschen polder, niet ver van Botshoofd aan de Eendracht ,
en in de buurt der hofsteden Hoogkamer en Couweuburg , ligt de Torenhoeve ,
op welk woonhuis tot in het midden der vorige eeuw een zware toren stond,
naar Ermkrins (dl. VIII5 bl. 160) gist, een overblijfsel van een oud slot,
waarvan de zware grondslagen in den omtrek worden gevonden. In het hand¬
schrift van van Alkejïadë komt eene teekening voor van het hof te Vosse¬
meer, toen een klein slot, bewoond door den rentmeester Francois Leydecker.
Nieuw Vossemeer aan den rechteroever van den Eendracht werd in 1567 ge¬
bouwd. De ligging', bij het tooneel des oorlogs , gaf aanleiding dat het dorp
meer dan eeus gebrandschat werd en slechts zeer langzaam tot ontwikkeling kwam.
De kerk werd met ondersteuning der ambachtslieden, der staten van Zeeland
en door vrijwillige giften omstreeks 1660 gebouwd. De roomsch-catholieke kerk
is in 1812 gesticht.
Kaart van de gorsing tasschen de Oost en West Vrijbergh-
scheti polder.
Geteekende kaart, breed 39, hoog 30 c. M., van de gronden in 1747 inge¬
dijkt als: de Nieuw Vrijbergbsche polder, waarvoor later de Hollare en van
Haaftenpolder aangewonnen zijn.
Caert, waerin aengetoont wort , volgens de lijn waer de dijk
sou moeten gelegd worden tot het bedijken van het schor
annex Vrije , benevens de swaerte die ieder raaijinge dient
te hebben , door A. van Schoor, geadmitteerd landmeter.
Geteekende en gekleurde kaart, breed 37 , hoog 36 c. M., van den .nieuwen
Vrijberghschen polder a°. 1747. Eene kaart van dezen polder dd. 8 Mei
1749 door Nicolaes Colen en A. P. Qeisr, komt voor in het provinciaal
archief, (Inventaris, dl. I, bl. 43, n°. 117).
Portret van Johan de Khitst, Eques ordinis St Michaelis.
D. in Vosmeer, Comitus Zeelandiae ad Pacem Universalem
Plenipotentiarius. Caspar de Holdander exc.
Over Johan de Knuït zie men hiervoven bl 133, 143 , 190, en vooral de
mededeeiing van J. H. de Stoppkdaar, in jaarb. Zeeland 1854, bl. 176.
Hierboven heb ik reeds gezegd, dat hij de aandeelen in Vossemeer later heeft
gekocht, en dus niet gekregen heeft, zoo als in laatstgenoemde bijdrage gezegd
wordt, door zijne vrouw' Catalina (niet Carolika) Tenijs , wier familie, voor
zoover ik kon nagaan, nooit in Vossemeer gerechtigd w as. Door koop, van
bet huis van Oranje, verkreeg hij de heerlijkheden Raveis en Weelde. Hoe deze
driftige woelwater in 1642 in de staten vergadering aan den raadpensionaris Sta-
venisse eene gevaarlijke woud toebracht. kan men in de staten notulen lezen.
Portret van Johan. de Knuyt, ridder, heer van Oud en Nieuw
Vosmaer en representeerende den eersten Edelen van Zee¬
land. A. Schouman del. J. Houbraken fee.
Hetzelfde portret vermeld hiervoren dl. I, bl. 190,