Auteur Topic: Geschiedenis St. Maartensdijk I  (gelezen 2569 keer)

0 leden en 1 gast bekijken dit topic.

Offline webmaster

  • Administrator
  • Full Member
  • *****
  • Berichten: 172
  • Geslacht: Man
  • local historian
  • -Locatie: Willem van Beierenstraat
Geschiedenis St. Maartensdijk I
« Gepost op: augustus 04, 2017, 11:50:47 pm »
Titel waarop: Het steedje St. Maartensdijk en eene afbeelding
van het wapen.

Het wapen, in sinopel een loopende haas van zilver, zal wel, als dat van
vele gemeenten in Zeeland, uit den ouden naam zijn afgeleid, wat minder ge¬
zocht is dan daarin eene zinspeling te zoeken op de wildrijkheid van den omtrek.
Aan den stroom Haastee ontstond het dorp Haastinge, het land aan of wellicht
het enge der Haastee en zoo kwam de haas in het schild, ongeveer op dezelfde
manier als de wapenfiguren van de gemeente Ovezande (zie hier voren hl. 105).

Drksselhuis deelt mede (a. w,, bl. 40) dat volgens Keïsler, Ant. Sept.,
bl. 452, door de oude schrijvers Dionisius en Eustatius verzekerd wordt, dat
er op een eiland in de JBrittanisehe of Noordzee, voor de monden van den Rijn,
een vermaard heiligdom aan Bachus gewijd gevonden werd. In verband dat
deze god „de liber pater/’ bij onze voorouders de opvolger van den Joelvader,
ten wiens eere men zich bij gasten en wrijn verlustigde, bij de christenen door
St. Maarten vervangen werd, meent Dresselhuis in Tholen sporen van dien
dienst te vinden. Tegenover Stavenisse en Voxdal, beide overoude namen , lag
St. Maartensdijk (in de volkstaal Smeersdijk genoemd) aan den Pluimpot, en
aldaar werd reeds zeer vroeg een kapoenhuis gesticht, waar, zelfs nog in de
dagen van Smallegange {Chronijk, bl. 617) offers werden gebracht van lam¬
meren , biggen en ganzen.

St. Maartensdijk vormde eertijds een eilandje op zich zelf, begrensd door de
Winkelee, de Holvliet, de Pluimpot en de Schelde , in welke stroom reeds vroeg
aanmerkelijke verlandingen plaats hadden. Reeds vóór vijf eeuwen, schijnen
even als in onze dagen, een deel der Zeeuwsche gronden aan Vlaamsche eige¬
naars te hebben toebehoord In Mei 1315 gaf graaf Willem van Henegouwen
aan zijn kapellaan, den bekenden Pieter van Leiden , honderd tien gemeten
lands in St. Maartensdijk, dat de Vlaamsche eigenaars, zoo als heer Colard
van der Mude , Jacob Rikaards , Jan s’Heeren Jacobsz., Colin sTIeicren
Oudevardsz., Jacob s’Heeren Jacobsz., Hugo die Vlaming, de oude Bosscher
en anderen met hem bedijkt hadden en vrij plachten te gebruiken, doch dat,
door den oorlog, was verbeurd verklaard, (Mieris, dl. II, bl. 169; van Vis¬
vliet, Inventaris, dl. II, bl. 26). Dit zijn wellicht de gronden van den Muijen-
polder geweest welke, omstreeks dien tijd, uit de Haastee werden aangewonnen.
In 1323 regelde de graaf het ontvangen van den cijns in het nieuwe land van
St. Maartensdijk, moetende betaald worden op St. Bavo’sdag (Bamisse) aan zijn
rentmeester Eloud van der Schore, (Mieris, dl. II, bl. 331). De tienden
waren toen reeds grootendeels eigendom der abdij van Middelburg, die ze, om¬
streeks 1327, kocht van Pieter Gheronxsone van Overbordine , (van Visvliet ,
Inventaris, dl. II, bl. 49, 50, 67, 91 en Nehalennia 1850, bl. 171). Deze
was een aanzienlijk edelman, wiens slot in het land van St. Maartensdijk
stond. Hij was betrokken iu de woelingen, welke in dien tijd, deze streken
beroerden en in Juli 1342 door graaf Willem IV te Middelburg beslecht en
verzoend werden. Uit den zeer merkwaardigen brief bij Mieris (dl. II, bl. 659),
blijkt dat Pieter Gheronxsone met zijne kinderen, Pieter dë Rode , heer
Boud kwijn van Baarsdorp , jonge Hendrik Buffel en anderen, in de wape¬
nen stonden tegen de Borselen’s, Renesse’s, Kruiningen’s , Maelsteden’s ,
Schengen’s , Krkke’s , Everinge’s, Berchem’s enz., en dat er te lerseke,

St. Maartensdijk en Scherpenisse gevochten was, ineen van welke „parlementen”
o. a. heer Raas van Steeland sneuvelde en Gheronx Jansz. van Poppendike
met eenige zijner vrienden gevangen werd genomen en dood geslagen. De Bor-
seles ên hunne aanhangers voeren over naar St. Maartensdijk en „ nacht zaten”
(belegerden) Pieter Gheronx huis, dien zij „ groote smerte” deden, binnen den
vrede, welke misdaad zij met zesduizend pond zwarten tournois boeten moesten.
Dit waren waarschijnlijk nog naweëen van de binnenlandsche onrust, door den
twist met Vlaanderen, niet lang te voren, in 1328, bijgelegd, teweeggebracht.

Aan de noordzijde van het oude land van St. Maartensdijk werden enkele
jaren later gronden ingedijkt, waarschijnlijk de Middellandsche polder. In 1356
gaf graaf Willem V, te Middelburg zijnde, aan die van het nieuwe land van
St. Maartensdijk vrijdom van accijns en ongeld, (van Visvliet, Inventaris,
dl. II, bl. 107), welke gunst drie jaren later werd vernieuwd, doch toen be¬
paald dat zij ter heirvaart moesten dienen en in de beden gelden, (Mieris ,
dl. III, bl. 109). Omstreeks dien tijd schijnen de kinderen van Pieter Ghe-
roncxsone de gunst van den graaf te hebben verloren daar hunne goederen
alhier verbeurd werden verklaard. Door den dood van heer Floris van Bors-
sele , waren ook diens ambachten aan den landsvorst vervallen, zoodat hertog
Albrecht van Beijeren in 1368 de heerlijkheid St. Maartensdijk, groot 2825
gemeten, met al wat er toe behoorde, verkoopen kon aan heer Frank van
Borssele , broeder van Floris bovengenoemd, (Mieris, dl. III, bl. 238).
Daaronder behoorde ook het dorp van Haastinge, met de rechten van tolvrij¬
heid, als het had tijdens het leven van heer Floris, en die daarna, in 1357 ,
door hertog Willem waren toegekend, (van Visvliet, Inventaris, bl. 115;
J. Was in NehaJennia 1850). Bij de koopacte werd ook nog bepaald dat die
van St. Maartensdijk den dam zouden houden over de gorzen aan de noordzijde
en dat het veer aldaar blijven zou, aan Palmer „ onzer ghesellinne Gherssone,”
wellicht dezelfde of naastbestaande van Jan Palmier die in 1352, rentmeester
B O. S. was, het jaar te voren den wissel te Zierikzee kreeg, (van Visvliet,
Inventaris, dl. II, bl. 80) en als Jan Boudewijns Gherssoen , die nu pon-
tekijn (veerman?) hiet, in 1359 vergunning ontving om ’s Gravenhuis en hove
in Zierikzee te bewonen, (Mieris, dl. III, bl. 103). In November 1369, werd
aan Frank van Borssele toegelaten om nog meer gorzen aan de noordzijde de
„strooije” genoemd (thans Noordpolder) te dijken aan het oude nieuwe land van
St. Maartensdijk, met vrijdom voor zeven jaren van schot en heervaart, (Box-
horn, dl. II, bl. 170; Mieris, dl. III, bl. 243). De schorren bleven aldaar
aangroeijen. In 1411 gaf graaf Willem VI zijne rechten op het schor lla-
vensoord om te bedijken, met die streit, aan Floris van Borssele , (van
Visvliet, Inventaris, dl. II, bl. 153). Twintig jaren later werd hier de uiter¬
ste Nieuwlandpolder aan den Breevliet en Winkelee gewonnen, (Boxhorn , dl.
II, bl. 201), terwijl in diezelfde eeuw, tegelijk met St. Annaland, in 1375
nog Nieuw Ravensoord aan den Pluimpot werd ingedijkt. In 1556 werd het
genoemde water bij de Haastinge gesloten, (Dresselhuis , a. w., bl. 107). De

Slabbecoorne of Slabbecoordepolder werd in 1594 aan de oostzijde aangedijkt,
terwijl vijf jaren daarna, gezamenlijk met Stavenisse, de polder Nieuw St.
Maartensdijk gewonnen werd. Met de kleine polders in den Pluimpot, de Mo¬
lenpolder of Alteklein , de Houwerpolder of Spuiboezem onder drie gemeenten lig¬
gende , had het ambacht eene grootte van 4866 gemeten, 39 roeden.

De heerlijkheid behoorde reeds in het begin der veertiende eeuw aan het ge¬
slacht Borssele , en wel, volgens Ruisch de Bruijn , aan den tak voortge¬
komen uit Frank van Borssele, volgens sommige genealogiën getrouwd met
Aleid van    Ellewoudsdijk en een jonger zoon    van    Wolfert    van Borssele,

in 1298 te    Delft vermoord. De eerste heer, vail    wien    ik in de    charters melding

vind, waarmede echter de geslachtslijsten niet duidelijk sluiten, is de ridder
Floris van Borssele , a°. 1853 , rentmeester-generaal van Zeeland, getrouwd met
Maria van    Strijen , na wiens dood, in 1368,    het    ambacht    aan zijn broeder

Frank van    Borssele , getrouwd met Eleonora    van    Zuijlen ,    werd verkocht.

(Ygl. van Visvliet, Inventaris, a°. 1395). Zijn zoon zal geweest zijn Floris van
Borssele, getrouwd met Oede van Bergen, overleden 1422 , die in September
1418 van hertog Jan van Brabant en Jacoba van Beijeren, te Middelburg,
de heerlijkheid in erfleen ontving, (van Visvliet, Inventaris, dl. II, bl. 154),
en twee jaren later van hertog Jan, destijds te St. Maartensdijk, daarvoor hand¬
vesten en privilegiën kreeg , {Inventaris, bl. 155). Diens eenige zoon Frank van
Borssele, in 1432 getrouwd met gravin Jacoba van Beijeren, stierf in 1470,
zonder wettige nakomelingen , waardoor de heerlijkheid kwam aan zijne oudste
zuster Eleonora , eerst getrouwd met Jan van Buren , heer van Dodendael
en vervolgens met Gijsbrecht van Ni jenrode. Uit haar eerste huwelijk kwam
eene dochter voort Elisabeth van Buren, in 1475 getrouwd met Gerard ,
tweede zoon van heer Jan van Kuilenburg, waarna een zoon Jasper van
Kuilenburg en eene dochter Alise (Maria) van Kuilenburg. Deze Jasper
van Kuilenburg was in 1501 heer tot Kuilenburg, Borssele, Weerde, Hoog¬
straten, St. Maartensdijk enz., (J. H. de Stoppelaar , Inventaris, dl. II, bl.
229), en getrouwd met Johanna van Bourgondië, (Geneal. bij van Leeu¬
wen, bl. 1090). Vermoedelijk zal hij zijn aandeel in laatstgenoemde heerlijkheid
hebben overgedaan aan zijne zuster Alijd of Alise , die de vrouw werd van
Frederik van Egmond , heer van IJsselstein, St. Maartensdijk en Cortgene,
wiens zoon Floris van Egmond , graaf van Buren, getrouwd met Marga-
reta van Bergen , welke Fleurtje dunbier, zoo als hij genoemd werd, bij zijn
dood, in 1539, de heerlijkheid naliet aanzijn zoon Maximilïaan van Egmond,
graaf van Buren , overl. 1548 , getrouwd met Francoise , erfdochter van
Hugo van Lannoy (overl. 1562). Hunne erfdochter Anna van Egmond, (geb.
1533 , overl. 1558), trouwde in 1551 met Willem I, prins van Oranje, en
werd in 1552, met de heerlijkheid St. Maartensdijk beleend* Volgens het
oudste register der goede leenen, stond a°. 1551 ook een deel van het ambacht
op naam van Aleid van Kuilenburg wed. de Bailleul, dat a°. 1567 , na
den dood zijner moeder op Anthonie de Bailleul overging, doch verder niet
meer wordt vermeld. Anna van Egmond liet St. Maartensdijk na aan haar
zoon Philips Willem van Oranje , ten wiens name de heerlijkheid in 1559
geplaatst werd. In 1618 kwam zij aan zijn broeder Mat/rits ; 81 Juli 1625
op Frederik Hendrik; 2 Mei 1654 op Willem Hendrik; 31 Augustus 1748
bij de schikking over het testament van Willem III op Jan Willem Friso;
denzelfden datum op Willem Caril Hendrik Friso; den 4 December 1754
op zijn zoon Willem V tot in 1795 , toen deze heerlijkheid onder de domeinen
werd opgenomen.

Afbeeldsel van een geschilderd glas in het koor der groote kerk
te ’s Gravenhage. F. Yerrijk fee.

Uitvoerige teekening in kleuren, breed 35, hoog 52 c. M., waarop in de
onderste helft is afgebeeld Maximilïaan van Egmond , zoon van Floris en
Margareta van Bergen , graaf van Buren en Leerdam, heer van IJsselstein
en St. Maartensdijk, ridder van ’t gulden vlies en stadhouder van Friesland.
De ridder is voorgesteld knielende en gekleed in rijk versierden wapenrok;
achter hem knielt, mede in kostbaren tooi, zijne huisvrouw Francoise, erfdochter
van Hugo van Lannoy. Boven die beelden is de voorstelling van het bezoek
der koningin van Seba bij Salomo, met de verklaring in het Latijn; verder in
drie afdeelingen en het bovenstuk van het venster, nog enkele figuren van enge¬
len , borstbeelden, wapenschilden waaronder dat van de Lannoy , alsmede andere
voorwerpen , waarvan de beduiding en het verband door het ontbreken van enkele
ruiten niet verklaarbaar is.

Maximilïaan van Egmond, trouwde zoo als gezegd is Francoise, eenig kind
van messire Hugo van Lannoy, heer van Lannoy, Rolincourt enz. en van vrouw*
Maria van Bouchoute. Hij overleed aan eene snelverloopende keelziekte op
kerstavond 1548. Zijne weduwe overleefde hem tot 1562. Hunne eenige dochter
huwde prins Willem van Oranje , waaruit twee kinderen Filips Willem ,
prins van Oranje en Maria van Nassau, (overl. te Buren 1616), getrouwd
met Filips, graaf van Hohenlo (1552 tot 1606), overl. te IJsselstein.

Portret van Frank van Borssele , graaf van Oostervant, stad¬
houder van Holland. Joh. Enschede exc. Taco Jel-
gersma del. et orn. inv. Jacob Folkema sculps. 1753.
Jan Mostart Harlem pinx.

Frank van Borssele, graaf van Oostervant, heer van St. Maartensdijk en
Zuilen, was de eenige zoon van Floris van Borssele en Oda (Oedk) van Bergen.
Na den slag van Brouwershaven, werd hij ridder der orde van Holland en in 1445
ridder van het guldenvlies. In April 1433 werd zijn, in ’t vorige jaar gesloten
geheim huwelijk met Jacoba van Beijeren te St. Maartensdijk bevestigd. Hij
stierf maandag 19 November 1470. (ïn Mattheus, Anal.y dl. I, bl. 747
staat door een drukfout 1460) en men heeft als iets opmerkelijks van hem aan-
geteekend dat hij geboren , gevangen genomen, losgelaten en gestorven is op
St. Elisabethsdag.

Portret van Jacoba , hertogin van Beijeren , gravin van Hol¬
land enz. Dezelfde vervaardigers.

Afbeelding als voren. Hierbij eene aanteekening. Jacoba, geboren te St.
Jacobsdaele, den 25 Juli 1401, uit Willem van Beijeren (overl. 1417), toen
nog graaf van Oostervant, een landschap in Henegouwen, en Margareta ,
dochter van Filips hertog van Bourgondiè (overl. 1436). Jacoba trouwde
den 6 Augustus 1415 met Jan van Tourraine , tweeden zoon van Karel VI,
kouing van Frankrijk, kort daarop dauphin en overleed 4 April 1417. Den 10
Maart 1418 hertrouwde zij met haar vollen neef Jan van Brabant (overl. 17
April 1427). Na van dien echtgenoot gescheiden te zijn, trad zij in September
1422 in den echt met Humphrey , hertog van Glochester, broeder van Hen¬
drik V, koning van Engeland (overl. 28 Februari 1447). Ook dit huwelijk
werd in 1427 door den paus onwettig verklaard Den 3 Juli 1428 deed zij
afstand van de regeering en stierf den 8 of 9 October 1436. Bij deze portretten
is ook nog gevoegd een bericht van inteekening waaruit blijkt dat de door J.
Mostert (geb. 1474) geschilderde afbeeldingen, waarvan ook Karel van
Mander gewag maakt, {Schilderboek > uitg. 1618, f°. 150), toen in het bezit
waren van den heer Joh. Enschede.

Portret van Philips “Willem van Oranje.

Kniestuk, breed 14, hoog 20 c. M. Onderschrift Philippus Guil. D. G.
Auraicae. Comes de Nassau , Catsenel., Viand., Buren, Leerdam etc. Baro in
Breda, Diest, Arlav, Grimb. etc. Johan Wiricx fecit, sculps. et excud.

Portret als boven.

Borstbeeld , breed 6, hoog 7,5 c. M. Onderschrift Philippus D. G. Prin-
ceps Orangiae Comes a ‘Nassau Buren, Vianae, Dietz, Catsenelleboghen etc.
Anton Wierx fee. et excud.

Portret van Maurits, prins van Oranje.

Medaillon, breed 29, hoog 42 c. M. Onderschrift in den rand „Je maintiendrai.”
Randschrift: Tandem fit circulus arbor. Van onder Mauritius D. G. Princeps
Arausionensium etc.

Het bekende portret naar M. J. Mikreveld , door W. J. Delff 1625.
Hierbij een brief van den 29 Mei 1606 door prins Maurits eigenhandig
onderteekend en gericht aan de staten van Zeeland over de herstelling der „ groote
schade die aen de zeewereken voor en beneden onse stadt Vlissingen is gevallen
door die grousaeme ongehoorde tempeeste in de paeschdagen naest voorleden/’
Het papiermerk is een schild met een lelie waaronder WR.

Portret van Frederik Hendrik.

Kniestuk, breed 29 , hoog 36 c. M. De prins is voorgesteld met den hoed op
het hoofd en den kommandostaf in de hand; achter hem staat zijn harnas en ne¬
vens hem de handschoenen. Onderschrift Henricus Fuedericus Origine Princeps
Auraicae; Comes Nassaviae, Catzenellebogiae, Viandae, Diestziae, Domin. Montis
S. Gertrudae, Superioris et Inferioris Zualuae, Naeldwici, Hondsholredijkiae
etc. Praefectus equitatus universi Confoederatarum Provinciarum. A. van de
Venne pinx. W. Delphus fee. Cum privilegio sexennio Ord. Conf. Prov. J.
P. van de Yenne exc. Middelburgens. 1619.

Hierbij een gezegeld bevelschrift door Frederik Hendrik onderteekend in het
leger te Herckenbosch den 11 November 1632 , waarbij Z. Exc. ordonneert dat
coronel Ferd. Carrey, zich met sijne comp. zal begeven naer en binnen Zie-
rickzee om daer garnisoen te honden. Lastende de magistr. aldaer deselve comp.
met logies te doen accomodeeren. Ter ordonnantie C. Huijgens.

Portret van Frederik Hendrik , prins van Oranje. P. Tanjé
del. et sculps. Amst. 1749 naar Miere veldt. Societ.
Bibliopol. Rotterod. Excud. f°.

Portret van Amalia , gravinne van Solrns. G. Honthorst
pinx. M. Pothoven elf. et orn. del. J. Houbrakén sculps.
1753. Jbs Haffman et P. Meijer excudit. f°.

Portret    van    Willem II, prins    van Oranje.    G. Honthorst

ad vivum pinx. 1649. M. Yerheijen del. J. Hou-
BRAKEN sculps.

Hierbij handteekening 1649 uit J. F. Martinet , Het Vereenigd Nederland
enz. Amst. 1788.

Portret    als    boven. Honthorst    pinx. Tanjé del.    et sculps.

1749. Societ. Bibliop. Rott. exc. f°.

Portret    van    Maria , gemalinne    van Willem    II,    prins van

Oranje. G, van Honthorst pinx. K. Pothoven eff. et
orn. del J. Houbraken sculps. 1752.    Jbs    Haffman

et P, Meijer exc.

Brief door Willem III eigenhandig onderschreven en onder¬
teekend. 1678.

Geschreven uit het leger bij Aelst den, 9 Jnni 1678 aan den ontvaager (gene-

Zelandia illiistrata. II-


21

raai van Zeeland) van der Stringe, aandringende op voldoening van het ver¬
schuldigde wegens ordinaris tractement als veldmaarschalk aan den graaf van
Waldeck.

Handteekeningen van Willem III.

Als: G. H. Prince d’Oranje 1674 en William R. 1698. Uit J. F. Mar-
tinet, a. w.

Op het gemeentehuis te St. Maartensdijk wordt eene merkwaardige verza¬
meling geschilderde portretten bewaard der voormalige heeren en vrouwen. De
oudste zijn die van Frank van Borssele en Jacoba van Beijeren (breed 33,
hoog 50 c. M.). Op dat van den eersten is deze voorgesteld als een bejaard man.
«Nevens hem zijn wapenschild en de spreuk „ An allen Wanc,” en van onder
„Heere Vranck van Borsel, grave van Oostervant, sterf 1470.” Jacoba is
afgebeeld als eene jeugdige vrouw. Onder haar wapen staat „ Mit ganser liebe”
en onder het portret „Vrouw Jacoba van Beijeren, gravine van Hollat,
sterf den.....” (niet leesbaar).

Verder vindt men hier de portretten, meerendeels op § van levensgroote, der
ambachtsheeren; als uit het huis van Egmond allerwaarschijnlijkst die van Fre-
derik , Fioris en Maximiliaan van Egmond en de vrouwenportretten van Aleid
van Kuilenburg of Maria van Bergen en Francoise de Lannoy ; uit het huis
Oranje, de afbeeldingen van Willem I, Maurits, Frederik Hendrik en Wil¬
lem III, alsmede die van Amalia van Solms en Maria van Engeland. Die
der vorsten zijn goede copiën naar van Miereveldt en die der vorstinnen naar
Gerard Honthorst. Hierbij zijn ook nog de portretten van Hendrik IV , koning
van Frankrijk en van diens tweede gemalin Maria de Medecis. Vermoedelijk zijn
deze schilderstukken afkomstig uit het slot en met de afbraak hier overgebracht.
Vgl. daarover J. Was, in Jaarboekje .Zeeland 1853 en Navorscher 1853, bl. 1,
Bijbl. XLIV, vooral merkwaardig ten opzichte der portretten van Jacoba van
Beijeren en Frank van Borssele. Zie verder Catalogus van Zeeuwsche oud¬
heden enz.) te Middelburg in 1870.

Kaart van St. Martensdijk en omstreken.

Geteekende en gekleurde kaart, breed 39, hoog 30 c. M., afkomstig uit de
meermalen genoemde verzameling door Jacobus van Deventer omstreeks het
midden der zestiende eeuw. Behalve de stad (45 op 40 m. M.) gelegen in
hare grachten en met de havenpoort aan den kronkelenden stroom, is er op
afgebeeld het slot, op den weg naar Scarpeniss, een gehucht met een kapel St.
Marten geheeten; verder genoemd kerkdorp alsmede het kleine Westkerke.

Het papiermerk vertoont een hand, boven den derden vinger een vijfblade-
rige bloem.

Gemeente St. Maartensdijk. Uitg. van Hugo Suringar 1866.
Groot 2241 bunders. Inwoners 2200. Schaal van 1 : 50000,

sas

Hierop' de Noordpolder, Oudelandpolder, Uiterste Nieuwlandpolder, Middel-
landpolder, Ravensoord, Muijenpolder, Slabbecoornep., Houwerpolder, Pluimpotp.,
Groote en Kleine Landekensp., Molenpolder, Nieuw St. Maartensdijkp., de laatste
beboorende onder het waterschap van Stavenisse.

Op de kaart zijn aangewezen de hofsteden Ravensoord, de Muiterij, Bou-
manslust, Reigersberg en het Spui. Op de kaart van Pické en Lambrechtsen
(1877) bovendien nog de Groote en Kleine Warde, ’t Groenewoud, ’t Uilen -
nest, Veldzicht, Ter Weele , St. Maartensweel, Ceciliahof, Baaijeschor enz.

Volgens F. Galand, in Navorscher 1866 , hl. 42, zou de hofstede Reigers¬
berg haar naam ontleenen aan de familie Heron, vroeger in deze omstreken
in aanzien.

St. Maartensdijk bleef doorgaans gespaard voor de overstroomingen welke Zee¬
land, zoo dikwijls teisterden. Het liep echter op 14 November 1775 en 20
November 1776 veel gevaar en een groot onheil werd gelukkig door tijdige
hulp afgewend.

Stadspoort te St. Maartensdijk.

Schetsteekening in inkt, breed 10, hoog 8 c. M., afkomstig uit de collectie
van den chartermeester Andreas Johan Aarnout Andriessen.

Dezelfde afbeelding.

Copie door L. Dhaenens, breed 20, hoog 16 c. M.

Deze poort, bij de haven, bestond nog in 1788. In 1799 vielen er echter
zulke groote stukken af, dat men om ongelukken voor te komen het gebouw,
dat ter weerszijde met een zwaren ronden toren was voorzien, moest afbreken,
waardoor het spoorloos verdween.

De stad en het kasteel St. Maartensdijk 1639.

Deze met roode inkt geteekende zeer uitvoerige plattegrond van de stad en
omliggende polders , is breed 51, hoog 81 c. M.

St. Maartensdijk.

Uit Speculum Zelandiae, Amst. Ottens exc.

St. Maartensdijk.

Uit Smallegange, a. w., bl. 617, n°. 1.

De stad St. Maartensdijk.

Uit Smallegange, a. w., bl. 617, n°. 2. Hierop de wapens van Zeeland
en St. Maartensdijk.

St. Mertensdijk


/


Uit Peeters en Bouttats , Thooneel der steden. Met Fransche en Nederl.
onderschriften. Hierop Scherpenisse, welke naam echter verkeerd geplaatst is en
boven de afbeelding van het kasteel staat.

Hoewel de aanzienlijke eigenaars en bewoners van het slot niet weinig hebben
bijgedragen tot den bloei dezer plaats, is het toch niet waarschijnlijk dat deze
daaraan , gelijk gezegd wordt door Reigersbergh , haar ontstaan te danken heeft ,
(Boxhorn, dl. I, bl. 444; Tegenwoordige staat, dl. IJ, bl. 538 en van der
Aa , i. v). Reeds in 1888 wordt het dorp Haestinge genoemd en nog vroeger
werd aan de bewoners tolvrijheid geschonken. De kerk, een ruim gebouw',
gewijd aan St. Maarten, bisschop van Tours, (Oudheden en gestichten, dl.
II, bl. 197), is meermalen veranderd en sedert 1836 met een orgel voorzien.
Frank van Borssele stichtte er in 1429 een collegie van kanunniken. Onder¬
scheiden brieven daarop betrekking hebbende zijn naar het gemeentearchief té
Middelburg verdwaald. Men vindt daar een handschrift in 4°. Fundatio ecclie
collegiate in sinte mtysdyck, bevattende de beschikkingen en kerkorde voor het
collegie (a°. 1420, 1431, 1435 , 1436, 1437, 1478). Verder nog Statua
camere decani ct capli ecclie Sancti Martini in Sinte MartynsdycJc. Ceremoni-
alia in ecclia beati in Sinte Martynsdych etc. Nog eene acte waarbij Jacoba
van Beijkren , te Middelburg den 16 Juli 1431, verklaart dat deken en
kanunniken voortaan driehonderd gemeten land in Zeeland zonder heeryaart
zouden mogen bezitten; een brief wraarbij Frank van Borssele de rechten en
verplichtingen van ’t kapittel , uit deken en tien kanunniken bestaande, regelt
op den 10 Augustus 1435 , met de confirmatie door den bisschop van Utrecht.
Eindelijk de belofte van genoemden edelman om jaarlijks honderd gouden Pie-
termans voor zielmissen te zullen geven. Uit deze stukken blijkt dat Frank
en niet Floris van Borssele, gelijk de schrijver der Oudheden en gestichten
meent (dl. II, bl. 197) dat kapittel hebben gesticht. Den 7 Mei 1478 beloofde
zijne zuster Elkonora aan het kapittel honderd Rijnsche guldens ’s jaars voor
zielmissen, (J. H. de Stoppelaar , Inventaris, archief Middelburg, afd. I, bl.
39, 45, 48, 49, 123). Slechts langzaam kwam hier de kerkhervorming tot
stand en, gelijk uit de geschiedenis van het St. Jorisgilde blijkt, bleven velen
lang aan den ouden eeredienst verkleefd. Er heeft hier ook eene gemeente van
Doopsgezinden bestaan, die echter veel te lijden had van Calvinistische onver¬
draagzaamheid. De drost, toen de bekende Cornelis Liens , hield hen de hand
boven het hoofd, doch had, misschien ook door zijne geldelijke ongelegenheid,
weinig invloed en bovendien met een lastig stadsbestuur te kampen , dat hem
o. a. bij de staten beklaagde omdat hij, ziek zijnde, burgemeester en schepenen
voor zijn bed had doen vergaderen, (Staten notulen April en Augustus 1634).
De Doopsgezinde gemeente is langzamerhand uitgestorven, (Vgl. J. Was , de
Doopsgezinde gemeenten in het eiland Tholen, voornamelijk ie St. Maartensdijk
in de zeventiende eeuw, in jaarboekje Zeeland 1852).

Over Pieter Werkecoren, drukker te St, Maartensdijk, die, in 1478 de
eerste drukker in Zeeland zou zijn geweest, zie men Edw. van Even, Notice

sur Pierre Werrecoren, imjorimeur a Ste Martensdijk en Zelande. Brux. 1851
en H. M. C. van Oosterzee, in Zeeland 1852.

Het kasteel te St. Maartensdijk a°. 1639.

Teekening in O. I. inkt, breed 34, hoog 21 c M., zijnde een vogelperspectief
over het slot en de tuinen.

’t Kasteel van St. Maertensdijk.

Uit Smallegange, bl. 749.

Het hof te St. Maartensdijk van buiten 1743.

Het hof te St. Maartensdijk van binnen op den stadstoren te
zien 1743. C. P. d. H, S. f.

Uit Verheerlijkt Nederland enz., n°. 103 en 104.    >

Het huis te St. Maartensdijk van voren. Geteekend a°. 1695
door J. Hildernisse en a°. 1784 door Theod. Verrijk
nagevolgd.

Teekening in kleuren, breed 55, hoog 39 c. M Een gedeelte van het kasteel
was toen reeds een bouwval. x

Het huis te St. Maartensdijk van achteren.

Teekening als boven.

Plattegrond van het huis te St. Maartensdijk. Naar J. Hil¬
dernisse a°. 1695.

Teekening, breed 42, hoog 52 c. M. Schaal van 130 voeten (?) op 360 m. M.

Het slot of het hof te St. Maartensdijk, waarvan ook eene schets voorkomt in
het handschrift van K. van Alkemade, is van oude dagteekening en misschien
het huis van Pieter Geronxzone, waarvan in den zoenbrief van 1342 melding
wordt gemaakt. In 1374 gaf hertog Albrecat, in zijne tent voor Gildenburg,
het huis te St. Maartensdijk in erfleen aan Frank van Borssele , (.Inventaris
provinciaal archief, dl. II, bl. 129), en sinds dien tijd werd het zeker aan¬
merkelijk uitgebreid, verfraaid en versterkt. In het oudste leenregister staat
het vermeld als „ het huis te St. Maartensdijk en dat dorpken daeraangelegen,
al dat eigen erf met boomgaerden, huysen, erfnissen en grachten begrepen bin¬
nen den uytersten singel enz.” Het stond toen ten name van den graaf van
Buren, vervolgens op heer Ant. de Bailleul en daarna op Filips Willem
van Nassau , (vgl. Verheije van Citters , Verhandeling over de vroonen,
archief Zeeuwsch genootschap 1865). In vroegeren tijd hielden de ambachts-
heeren er nu en dan hun verblijf; later werd het door den drost bewoond.

Na lang ledig te hebben gestaan en zeer vervallen te zijn, liet het domeinbe-
stuur bet gebouw in 1820 sloopen. De tuinmanswoning- bleef nog lang daarna
in wezen.

Portret van Cohnelis Liens. fol.

Coiïnelis Liens , was drost van de baronnie van St. Maartensdijk , baljuw
van Scherpenisse enz.

Zie biervoren dl. I, bl. 481 onder Zierikzee.

Portret van David Godin.

Afbeelding in O. I. inkt, breed 31, boog 19 c. M., van David Godin,
leidende het paard, met de wapens van Warneton, bij de begrafenis van prins
Frederik Hendrik op 10 Mei 1647, lle pl.

David Godin, ridder, drost van St. Maartensdijk en Scherpenisse, was een
der drie zonen van Jacob Godin (overl. 1604) en Cornelia, dochter van Louis
Malapert en Marie de la Faille. Hij was gehuwd met Margareta, dochter
van Gaspar van Vosbergen en Margareta van Panhuijs.

Zijn oudoom Samuel Godin was getrouwd met Anna , dochter van Antoni
Anselmo en N. Hooptman. Deze Anselmo , waarvan hiervoren onder Krui-
ningen bl. 83 gesproken is, verhuisde naar Haarlem en schonk als huwelijks¬
gift aan zijne eenige dochter, het huis en de hofstede genaamd het Klein Slot,
te Kruiningen, {Staten notulen 15 September 1599 , 18 Juli 1600 en Augustus
1603). Ik heb deze bijzonderheid, mij pas dezer dagen bekend geworden, op
de bestemde plaats niet kunnen vermelden.

Hierbij eene aanteekening over de rentmeesters van St. Maartensdijk. „ De
heer J. Liens is rentmeester geweest toen de heer Werckendet (ziju schoon¬
vader?) baljuw was en de «heer Philip Liens, toen jhr. Plours met den titel
van drossaert regeerde, waaruit blijkt dat destijds het ambt van drossaert met
het rentmeesterschap niet vereenigd was. Na Plours vindt men als drossaarts
jhr. van Vosbergen, David Godin, Jacob Godin, Cabeljauw enz;, maar
geen drost Liens meer, wellicht is hij dit geweest na den dood van Plours,
wat niet nagezien kon worden daar de rekeningen van 1619 tot 1639 ontbreken.”

Afbeelding van den beker van het St. Jacobsgilde te St. Maar¬
tensdijk.

Uit Nehalennia 1850. Deze beker is van zilver, hoog 29 c. M.; aan den
bovenrand wijd 9 c. M. Op het deksel is een bedevaartganger (St. Jacob) in
pelgrimage afgebeeld en de kelk is met lofwerk versierd. Eene vergulde kron¬
kelende rol heeft tot opschrift: „ Hi tres fuerunt Compostellae” en daaronder
op eene open plek „ 1595 mr. Jan Liens, mr. Pieter Cuper en Marinus
Werckendet.” Daarop volgen nog enkele reeksen van namen met de jaarcijfers
1604, 1611 en 1694. Behalve deze kelk, bezit het gilde nog een zilveren
drinkschaal in den vorm van een schelp, waarop enkele namen zijn gegraveerd
en het jaartal 1613.

De broederschap van St. Jacob te St. Maartensdijk dagteekent waarschijnlijk
uit de laatste jaren der zestiende eeuw, tusschen 1576 en 1596 , en vermoede¬
lijk hebben de drie bovengenoemde mannen daardoor hunne bedevaart naar St.
Jago di Compostella willen vereeuwigen. De heer Was is van oordeel dat dit
gilde eigenlijk ten doel had de handhaving der roomsehe kerkleer, die hier,
na den overgang van Tholen in 1577 , zeer bedreigd werd. De nieuwe magis¬
traat was dan ook den leden van ’t gilde niet zeer genegen en vroeg zelfs in
1623 aan prins Maurits om de goederen van het gilde te mogen verkoopen
om uit de opbrengst te mogen herstellen de vervallen wallen en poorten en alzoo
te weeren den aanval van den vijand „ die met chaloupen oft anderzins sou
comen om haer te overvallen.” Dit verzoek werd gesteund door de opmerking
„dat de pauselijke religie bij dezelve werd gesticht en dagelijks meer personen
in hare devotie zoeken te brengen.” De prins gaf zijne toestemming, doch de
verkooping der landerijen en goederen van ’t gilde, in 1625 , ging door de tegen¬
kanting der eigenaars zoo gemakkelijk niet en het gilde zette, misschien als
hij oogluiking, zijne bijeenkomsten voort. De kerkeraad mengde zich in den
strijd, die tot in 1657 aanhield, toen de Noordpoort moest worden vernieuwd
en, de stadsregeering, met het oog op de vroeger gegeven vergunning verlof
kreeg om zich de gildegoederen toe te eigenen. Vrees voor een rechtsgeding
deed deze vordering echter niet doorzetten, terwijl de gildebroeders beloofden
om, na een matig gebruik van spijs en drank, het overschot hunner inkomsten
aan de armen te zullen uitdeelen. Later kwamen er weder oneenigheden en in
het begin der achttiende eeuw ging het gilde sterk achteruit. In 1739 werden
er nog twee leden aangenomen ; de rekening geschiedde nog tot omstreeks 1754,
toen niet lang daarna het gilde schijnt ontbonden te zijn. In de stadsrekening
van 1772 worden niet alleen „voor memorie” verantwoord de zilveren orne¬
menten van ’t gilde, maar ook de renten en pachten der landen voorheen
aangekomen hebbende de confrérie of het. gilde van St. Jacob toen bedragende
elf gemeten vierentachtig roeden.

Naar het schijnt is er te St. Maartensdijk ook een kamer van rhetorica ge¬
weest, daar in eene aanteekening in de notulen van den kerkeraad, gesproken
wordt over iemand die zich „ seer scandelik hadde vergrepen in rhetoricamer,”
(J. Was, Nehalennia, 1850). In de zeventiende eeuw werd hier ook opgericht
een gilde van Cloveniers, waarvoor in October 1626 een doelen werd gemaakt
om te schieten „ met de busse als met de haudboge.” Een lang leven schijnt
deze vereeniging niet te hebben gehad, (J. Was, als boven).

De kapel van het Kapoenhuis te St. Maartensdijk. Naar J.
Hii/dernisse a°„ 1695.

Teekening in kleuren, breed 30, hoog 18 c. M.

Plattegrond dezer kapel.

Teekening als boven op eene schaal van 100 Rijnlandsche voeten op 170 m. M.

Tusschen St. Maartensdijk en Scherpenisse, even voorbij den korenmolen, op
dertig of veertig roeden van den dijk, in den polder het Oudeland, stond het
gesticht of oudemannenhuis als het St. Maartenshuis of Kapoenhuis bekend.
Het werd door Frank van Borssele gesticht, die, van paus Sixtus een bul
kreeg, waarin eene aflaat van twee jaren werd toegestaan, aan ieder, die hier
op St. Maartensavond eene offerhande kwam doen. Vier gemeten gronds werden
door dien heer voor het stichten eener woning en afzonderlijke kapel gegeven en
de zes paar oude mannen, die er in konden onderhouden worden, moesten be¬
paald behoeftig zijn. Ook schijnt het voor ziekenhuis te zijn gebezigd, waaraan
hier in vroeger tijd groote behoefte was, daar deze polder te vroeg ingedijkt
schijnt te zijn geweest en daardoor laag, moerassig en ongezond. Na de kerk¬
hervorming kwam deze instelling onder bestuur van den magistraat en onder
beheer van den kerkeraad en werd als armhuis gebruikt. In 1691 werden de
gebouwen een prooi der vlammen en bleef slechts de kapel gespaard. De her¬
bouw ging bezwaarlijk, de inrichting kwijnde nog wat voort, tot dat, in het
begin der achttiende eeuw, het huis eene boerderij was geworden. De kapel
bleef tot omstreeks 1721 in stand, (J. Was, het Kapoenhof te St. Maartens¬
dijk, in Zeeuwsche volksalmanak voor 1847).

Vroeger schijnt hier ook een klooster te zijn geweest, daar op 80 April
1411, graaf Willem in de gift bewilligt van vijftig pond zwarten ’s jaars door
Floris van Borssele aan de reguliereu van St. Maartenskapelle, in het land
van St. Maartensdijk gedaan, (Mieris, dl. IV, bl. 167).